Een dag op pad met...

Voor deze “Een dag op pad met” gooien we het over een andere boeg en bekijken we hoe het zit met de tewerkstelling in onze brede landbouwsector met de hulp van Fedagrim. Hans Verstreken, coördinator federatiewerking bij de organisatie, staat ons te woord. 

Hans Verstreken is al anderhalf jaar actief bij Fedagrim als coördinator federatiewerking. In die rol staat hij in voor de communicatie en de opvolging van wetgevende dossiers. “Eigenlijk ben ik een beetje het manusje-van-heel-veel, gezien de federatiewerking gecoördineerd wordt door mezelf en er verder niemand onder mij staat”, lacht hij. “Onze leden bedienen, informeren, contacteren, enthousiasmeren… you name it en ik doe dat.”

De afgelopen twee jaar zijn twee heel goede jaren geweest voor onze sector, en dat kwam de tewerkstelling in de brede landbouw zeker ten goede. Er is veel besteld en er was ook veel zin bij de boeren om investeringen te doen, stelt men vast bij Fedagrim. Daardoor lag de werkdruk hoog en zijn verschillende bedrijven gegroeid. Maar onze sector is heel cyclisch, weet ook Hans: “je voelt dat het nu aan het afkoelen is en die werkdruk wat minder acuut is. Maar bij de grotere bedrijven is het wel zo dat er de afgelopen jaren velen op zoek waren naar extra mensen.”

 

Uitstroom, instroom

Toch maakt Hans een onderscheid tussen de grote bedrijven en de kleinere, zoals een kleine dealer. “Zo een kleinere dealer heeft één verkoper, twee mekaniekers en nog iemand die de boekhouding doet, en die werkt zelf nog aan de tractoren. Op het moment dat die een andere medewerker nodig heeft, komt daar extra druk, want misschien heeft hij dan een grotere ruimte nodig. Dus je voelt dat bij de kleinere bedrijven er barrières zijn om te groeien.” Iets dat ook speelt bij vooral kleinere bedrijven is de angst om als zaakvoerder niet meer dicht op de zaak te zitten. “De zaakvoerder die extra personeel inhuurt zou alleen bezig zijn met mensen managen, en dan doet hij het echte werk niet meer. Dat is voor de hele kleintjes soms nog de drempel, terwijl men bij de grote merkt dat men als hele sector zit te smeken om enerzijds degelijk technisch personeel, maar ook mensen die een gevoel hebben met de landbouwsector, en communicatie, HR of administratie kunnen doen.”

 

De grote uitdaging wordt volgens Hans de vernieuwing binnen een landbouwsector en de nevensectoren daarrond die jarenlang hebben kunnen teren op boerenzonen en -dochters die thuis het bedrijf niet overnamen maar uit gingen werken. “Mensen die van thuis uit de landbouwsector kenden wisten hoe te werken met seizoenen, konden prioriteiten inschatten en waren in staat dingen binnen hun context te plaatsen. Minder landbouwbedrijven wil zeggen minder mensen uit de sector. Zo staan we nu voor de uitdaging om mensen die minder of geen voeling of historische band hebben met de landbouwsector toch er warm voor te krijgen. In de huidige context, met negatieve berichtgeven over de landbouw, met bijvoorbeeld het stikstofverhaal of het mestactieplan wordt het alleen maar ingewikkelder om nieuwe instroom te motiveren.”

Volgens een schatting staan er vandaag drie- à vierhonderd technische profielen open in de brede landbouwsector. Intussen is het beroep bestempeld als knelpuntberoep, wat een positief effect kan hebben in deze tendens. “De opleiding van Thomas More tot landbouwmechanicus is in mei vorig jaar ook bestempeld als knelpuntopleiding, wat ervoor zorgt dat werkzoekenden makkelijker in die opleiding kunnen stappen.”

Als we willen dat die honderden profielen ingevuld raken, gaan we als sector moeten breder denken dan binnen de eigen rangen en nieuwe mensen proberen aan te trekken. Dat weten ook Fedagrim en Hans heel goed. “De vijver van de landbouw is aan het opdrogen, hé. Daar kunnen we niet uit blijven vissen. De populatie die nog steeds in contact staat met landbouwbedrijven is naar beneden aan het gaan, en dus wordt de uitdaging om ook mensen die een elektrotechnische, elektromechanische of automobiele opleiding volgen duidelijk te maken dat er voor hen misschien wel plaats is binnen de landbouwmechanisatie.”

 

 

Inzetten op variatie en zelfstandigheid 

Hoe we die mensen gaan motiveren om de overstap naar de landbouw te maken? Door in te zetten op de variatie die er komt kijken bij een job in onze sector, volgens Hans. “Er heerst toch een heel andere cultuur in onze sector. Als technisch begaafd persoon kan je misschien wel je ding doen in de automobielsector, maar als je niet de hyper-specialist bent en niet houdt van routine en sleur, dan denk ik dat je bij de landbouwmechanisatie veel meer op je plaats bent vanwege het brede palet aan taken, momenten in het seizoen en uitdagingen. Technisch kom je met zoveel zaken in contact: hydraulica, pneumatiek, verbrandingsmotoren… en ook meer en meer elektronica en automatisering. Dus in die zin is een echte technieker die een echte kriebel heeft met techniek misschien veel beter gediend binnen de landbouwmechanisatie dan binnen een klassieke job.”

Het grote contrast tussen de landbouw en de automobielsector is misschien wel de perceptie van vuil versus proper, en dat blijkt wel een drempel te zijn voor mensen die van buiten de sector komen. Maar is werken in een landbouwatelier echt nog zo een vuil werk? Voor Hans komt daar toch ook verandering in. “Een tractor komt in contact met modder, daar moeten we niet flauw over doen. En het is wel zo dat de automobielsector klinisch aan het worden is, je voelt ook dat de elektrificatie nog een stap verder zet in die zin. Toch is de situatie binnen de landbouw anders dan wat je je erbij voorstelt. Het werk van een landbouwmekanieker begint vaak met in de cabine van de trekker klimmen en de laptop aanleggen. Alleen zijn mensen er zich niet van bewust hoeveel elektronica er op dit moment al in tractoren zit! En dat gaat alleen maar toenemen.”

Het eerste werk van een landbouwmekanieker is de machine uitlezen met zijn computer en kijken wat de informatica zegt over wat er mogelijk allemaal misgaat. Pas dan begint de mekanieker met een visuele controle. Het beeld dat je meteen onder de modder en het stof hangt en je eerste werk als mekanieker het opkuisen van de machine is, klopt dus niet helemaal.

“Het begint echt bij informatica en dan eindigt het daar ook vaak! Er moeten stukken besteld worden, er moeten analyses gemaakt worden,… dat is heel zelfstandig werken in de garage en soms ook op het land, wat net die afwisseling en uitdaging geeft die zo leuk is aan onze sector. Je mag dus werken in de landbouw eigenlijk niet naast een typische job in een garage plaatsen, want het is gewoon niet dezelfde job.”

De schaarste op de arbeidsmarkt is zo dat er bedrijven zijn die elkaar vliegen afvangen, waardoor er een verloop ontstaat bij de werknemers. Toch blijven de meesten binnen de sector. “Iemand die zoveel tijd binnen een bepaald landbouwmechanisatiebedrijf gewerkt heeft zie je heel vaak terugkomen in een ander bedrijf.”

De landbouw pionier in automatisering

Om mee te zorgen dat de schaarste aan jobs opgelost raakt, heeft Fedagrim enkele initiatieven opgezet. Zo is er Agrojobs, een website van de federatie met als doel om eigen geschoold technisch personeel met interesse in de sector in contact te brengen met de bedrijven. “Maar die pool van geschoolde technische mensen is dus aan het opdrogen, en daarom willen we als federatie vooral inzetten op die vijver aanvullen. Door mensen van buiten de sector aan te trekken met een positief beeld van de landbouw, bijvoorbeeld. Het is onze intentie om er op deze editie van Agribex ook werk van te maken met een jobevent.”

Om de pool van profielen opnieuw aan te vullen gaan de scholen een zeer belangrijke rol spelen. Zij kunnen de jongeren die voeling hebben met technologie en techniek tonen dat de zelfrijdende tractor al lang op het veld rijdt. “In de automobielsector wordt daar nog altijd over gesproken, maar de zelfrijdende trekkers die tot op twee centimeter precies kunnen zaaien, planten, eggen enzovoort rijden gewoon al rond! Dus als je dan echt voeling hebt met GPS technologie, maken van taakkaarten of met drones, dan zijn daar toch echt wel nog heel veel mogelijkheden in een dynamische sector. Eigenlijk is ons verhaal een heel sterk en heel goed verhaal. Alleen moeten we dat veel meer beginnen vertellen en misschien beter brengen.”

De grootste nood is er voor geschoold, technisch personeel dat zelfstandig kan werken. Echte techniekers met drie à vijf jaar ervaring zijn broodnodig in onze sector. Maar Hans ziet het niet negatief in. “De technologie wordt altijd maar geavanceerder binnen onze sector, dus die profielen gaan een steeds meer uitdagende job krijgen en ook steeds zelfstandiger kunnen werken. En dat is nu net wat die jobs zo interessant maakt.”

“De technologie begint meer en meer te bepalen welke bewerkingen we gaan doen, wanneer we ze doen, of machines zelfrijdend en autonoom beslissingen beginnen maken… en de technieker zit in heel dat proces op een erg belangrijke plaats. De boer gaat daar waarschijnlijk een stukje plaats moeten vrijgeven, dus die technieken die gaan seizoensgebonden enorm veel mogelijkheden krijgen en daarvoor gaat er niet alleen pure technische, mechanische en elektronica kennis moeten zijn. De technieker gaat ook weer een stukje extra kennis nodig hebben rond de context van de seizoenen en van de bodem. Dat is weer een extra uitdaging, maar dat maakt een job in de landbouwsector wel weer een stukje interessanter.”